Atmosfeerwetenschapper Jos de Laat, 5 jaar na corona: 'Naar mensen die je serieus moet nemen, werd niet geluisterd'
In dit artikel:
Premier Rutte zei in 2020 dat de regering zou "varen op de deskundigheid". Vijf jaar later blikt journalist Eva Munnik in een interviewreeks kritisch terug op hoe Nederland de coronacrisis heeft aangepakt. Atmosfeerwetenschapper Jos de Laat — werkzaam bij het KNMI, maar hier niet als vertegenwoordiger daarvan — vertelt dat juist essentiële vakkennis uit de atmosferische wetenschap en gebouwtechniek lange tijd buiten beeld bleef bij de besluitvorming rond corona.
De kern van De Laats kritiek is dat de overheid zich gedurende lange tijd baseerde op een te beperkte groep adviseurs (RIVM, OMT) en op een verouderd beeld van hoe het virus zich verspreidt. Waar het officiële verhaal aanvankelijk uitging van gevaarlijke “dikke druppels” die snel vallen — de rechtvaardiging voor anderhalve meter afstand — waarschuwden meerdere (internationale) experts al in mid‑2020 dat het virus via aerosolen veel langer in de lucht kan blijven en daardoor over grotere afstanden óók in binnenruimtes kan verspreiden. De Laat signaleerde die discussie via toonaangevende onderzoekers in de VS en Duitsland en concludeert dat die inzichten jarenlang niet doordrongen tot de Nederlandse en internationale gezondheidsinstanties. Hij noemt het vasthouden aan het verkeerde uitgangspunt over luchtverspreiding een van de grootste fouten in de geschiedenis van de publieke gezondheid.
De Laat legt uit waarom die kloof tussen vakgebieden ontstond. Kennis over hoe deeltjes zich gedragen in turbulente luchtstromen, aerodynamica en ventilatie is grotendeels ingebed in de atmosferische wetenschappen en in bouwkunde; die praktische natuurkunde wordt volgens hem niet standaard onderwezen in epidemiologie of virologie. Daardoor ontbrak bij sommige medische adviseurs het kader om aerosolmechanica te herkennen en serieus mee te wegen. Als gevolg bleef beleid te veel gericht op afstand houden en beperkte het zicht op het belang van ventilatie, binnenklimaat en het vermijden van massabijeenkomsten.
Praktische gevolgen van dat beperkte beeld waren volgens De Laat groot: meer inzetten op buitenactiviteiten en betere ventilatie had de risico’s in veel situaties sterk gereduceerd. Het besluit om parken te sluiten of kwetsbare mensen binnen te isoleren, acht hij op onderdelen contraproductief. Hij wijst ook op eenvoudige maatregelen die elders werden toegepast, zoals goedkope luchtfilters in Amerikaanse scholen die binnen een uur veel virusdeeltjes uit klaslokalen kunnen halen — voorbeelden van snelle, toepasbare oplossingen die in Nederland te weinig aandacht kregen.
De Laat benoemt ook het maatschappelijke klimaat rond tegenspraak: kritiek werd vaak weggezet met stigmatiserende termen zoals “wappie”, waardoor experts en critici zich niet altijd meer durfden uitspreken en contrasterende ideeën niet goed werden ingebracht. Hij gelooft dat bredere, georganiseerde input en het expliciet uitnodigen van tegenspraak beleidsfouten had kunnen verminderen en ook de geloofwaardigheid van overheid en wetenschap had versterkt.
Over de oorzaken van de beperkte adviesgroep speculeert hij dat paniek en de natuurlijke neiging tot krampreacties een rol speelden: onder druk wil men de groep beslissers klein houden om snel te handelen. Maar juist in crises, zegt De Laat, zou men volgens beproefde crisismanagementprincipes brede expertise moeten organiseren en continu evalueren, zodat onvoorziene neveneffecten en belangrijke vakkennis uit andere disciplines niet over het hoofd worden gezien.
Tot slot schetst De Laat zijn eigen achtergrond: hij studeerde klimaatwetenschappen, promoveerde in 2000 op de verspreiding van luchtverontreiniging vanuit India en werkt sinds 2006 bij het KNMI. Zijn boodschap in deze reflectie is duidelijk: gebrek aan interdisciplinaire communicatie en het niet systematisch betrekken van relevante technische expertise hebben beleidskeuzes beïnvloed, met grote gevolgen voor de effectiviteit van maatregelen en het vertrouwen van het publiek in autoriteiten. Hij pleit voor betere voorbereiding, georganiseerde tegenspraak en integratie van atmosferische en ventilatiewetenschap in toekomstige gezondheidscrisissen.