Ambassades in Den Haag staan te verkrotten, maar gemeente mag niets doen: 'Toen de Saoedi's hun intrek namen, begon het verval'
In dit artikel:
De gemeente Den Haag inventariseerde 111 diplomatieke gebouwen in de stad en concludeert dat de meeste in redelijke staat zijn, maar dat enkele posten ernstig verwaarloosd zijn. Zes panden springen er uit wegens flinke achterstand in onderhoud: onder meer het gebouw van Nigeria aan de Cremerweg, twee eigendommen van Saoedi-Arabië (een pand aan de Alexanderstraat dat zelfs op Funda staat en de rijksmonumentale villa De Kempenaer aan de Eisenhowerlaan), plus residenties en consulaten van Zuid-Afrika (Alexander Gogelweg en Wassenaarseweg). Ook het Indiase gebouw aan de Buitenrustweg (deel van een rijks stadsgezicht), het Indonesische rijksmonument en panden van Nigeria, Palestina, Roemenië en Servië vertonen gebreken variërend van achterstallig schilderwerk tot ernstiger verval.
De gemeente kan moeilijk ingrijpen omdat diplomatieke panden onder speciale status vallen; handhaving en bouwkundige inspecties zijn zonder toestemming niet toegestaan. Formeel zou Den Haag bij zeer achterstallig onderhoud een aanschrijving kunnen sturen, maar in de praktijk wordt daarvoor zelden gekozen. Wethouder Saskia Bruines meldt dat de gemeente vooral gesprekken voert — vaak met tussenkomst van het ministerie van Buitenlandse Zaken — omdat overleg doorgaans sneller tot restauratie leidt dan een formele dwangmaatregel.
Monumentale belangenorganisaties houden al langere tijd een vinger aan de pols. De Vereniging Vrienden Monumentaal Erfgoed publiceert onder de noemer "Shabby Embassies" voorbeelden van verval, en waarschuwt vooral voor de staat van De Kempenaer; het bijgebouw zou deels zijn ingestort en puin ligt nog in de tuin, terwijl brieven aan de Saudische autoriteiten onbeantwoord zouden blijven.
Tegelijkertijd zijn niet alle diplomatieke panden verwaarloosd: in de afgelopen jaren zijn meerdere ambassades gerestaureerd en vijf posten zijn naar verluidt bezig met herstelplannen. De situatie illustreert de spanning tussen erfgoedzorg en de beperkingen die de diplomatieke status oplegt: de stad kan waarschuwen en bemiddelen, maar heeft beperkte juridische mogelijkheden om eigenmachtig renovaties af te dwingen.