'Als er twijfel is over de nevenschade van pesticiden, is er maar één logische stap: niet gebruiken'

donderdag, 11 december 2025 (15:34) - Trouw

In dit artikel:

Hoogleraar ecotoxicologie Martina Vijver waarschuwt dat moderne pesticiden veel schadelijker zijn dan de gangbare risico­beoordelingen laten zien: kleine concentraties kunnen de interacties in hele ecosystemen ontregelen, zonder dat individuele dieren direct sterven. Vijver, eerste vrouwelijke wetenschappelijk directeur bètawetenschappen aan de Universiteit Leiden en oprichter van het Levend Lab (2016), pleit voor een fundamenteel andere aanpak van tests en toelatingen van bestrijdingsmiddelen.

Probleem: labtesten missen het ecosysteem
Volgens Vijver zijn de internationale standaardtests te simplistisch: ze toetsen vooral acute sterfte en voortplanting in afzonderlijke soorten binnen gecontroleerde laboratoriumomstandigheden. Moderne chemische middelen zijn echter zo effectief dat zelfs minieme hoeveelheden buiten het doelwit terechtkomen en reactief zijn in water en bodem. In slootjes — de kraamkamers van talloze micro-organismen, schimmels en kleine dieren — kan zo’n verstoring de onderlinge communicatie en samenwerking verstoren. Vijver gebruikt de metafoor van een gesprek in een lawaaierige kamer: de ruis (chemische stoffen) zorgt ervoor dat de interactie hapert, en het hele ‘gesprek’ van het ecosysteem kan stilvallen, ook zonder doden in het lab.

Levend Lab: veldexperimenten en eDNA
Om die kloof tussen lab en werkelijkheid te dichten richtte ze het Levend Lab op: buitenproeven in sloten met natuurlijke aanvoer vanuit de Oude Rijn. Sinds 2016 draait het project stabiel en werkt het met moderne technieken als eDNA‑analyse (DNA‑schilfers) om de volledige biodiversiteit en netwerken in kaart te brengen, niet slechts zichtbare diertjes. Met die data wil Vijver overstappen op complexiteitsanalyses: bepalen hoeveel interacties nodig zijn voor stabiliteit en wanneer omslagpunten optreden — kennis die volgens haar nu te weinig terugkomt in ecotoxicologische risicobeoordelingen.

Kritiek op beleid en bevoegdheden
Vijver benadrukt dat het probleem systemisch is en niet louter te wijten aan individuele toezichthouders. Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) werkt volgens Europese protocollen die volgens haar stapelingseffecten en chemische cocktails buiten beschouwing laten en neurologische verbanden (zoals met Parkinson) onvoldoende meenemen. Zij noemt de beoordeling soms een bureaucratisch afvinklijstje en pleit voor meer kritische, ecologisch onderbouwde toetsing.

Voorzorg, verantwoordelijkheid en producenten
Haar beleidsvoorstel is tweeledig: allereerst het toepassen van het voorzorgsprincipe — bij twijfel niet toelaten — en daarnaast een verschuiving van verantwoordelijkheid naar producenten. Als fabrikanten weten dat middelen extreem toxisch zijn en buiten het doel terechtkomen, moeten zij de consequenties dragen in plaats van zich te verschuilen achter minimale wettelijke normen. Vijver haalt het voorbeeld aan van grondontsmettingsmiddelen: na een verbod bleek landbouw prima zonder te kunnen en leverde dat een grote milieuwinst op, wat volgens haar aantoont dat ingrijpen mogelijk en soms noodzakelijk is.

Relevantie en recente ontwikkelingen
Haar kritiek valt samen met bredere maatschappelijke zorgen: er zijn onderzoeken naar een verband tussen pesticiden en neurologische aandoeningen, en fotograaf Kadir van Lohuizen legde slachtoffers vast die aan Parkinson lijden na contact met bestrijdingsmiddelen. Recent nieuws meldt dat pesticiden die oppervlaktewater teveel vervuilen sneller opnieuw beoordeeld zullen worden — een stap die Vijver toegejuicht noemt. Zij dringt er op aan dat stoffen niet alleen na toelating worden gevolgd, maar al vóór toelating in realistische veldcondities getest moeten worden, zodat ecologische risico’s echt serieus genomen worden.