Als de rechts-populisten onze beschaving zo superieur vinden, waarom hebben zij er dan zo weinig vertrouwen in?

woensdag, 26 november 2025 (12:00) - De Groene Amsterdammer

In dit artikel:

Timor El‑Dardiry gebruikt persoonlijke herinneringen en een reeks tijdsbeelden om te betogen dat rechts-populisme in Nederland inmiddels een existentiële bedreiging vormt voor persvrijheid, pluraliteit en democratische instituties. Hij bouwt zijn verhaal op vier fragmenten: een jeugdherinnering aan een CNN‑spot en The Economist (rond 1997), een heftig debat in Het Lagerhuis met Pim Fortuyn (1997), de politieke verschuiving na 9/11 en recente voorbeelden van verkiezingsretoriek en desinformatie (2023–2025). Die anekdotische kapstok illustreert hoe publieke opinie en politiek zijn verschoven van discussie over multiculturele samenlevingsvormen naar een etnisch getint begrip van Nederlanderschap.

De auteur schetst zijn eigen achtergrond: opgegroeid in een gemengd gezin, westers georiënteerd en politiek links‑liberaal, maar geconfronteerd met telkens terugkerende vragen over “wie er echt bij hoort”. Televisie en media gaven vroeg signalen af dat burgerschap in de praktijk vaak aan afkomst gekoppeld werd; integratie bleef in veel debatten een etnische lading houden. Na 9/11 verschoof de aandacht explicieter naar moslims, en publieke discussies werden vaker gedomineerd door angstbeelden en polariserende figuren.

El‑Dardiry analyseert de samenloop van politieke verharding en mediaconsumptie: rechts‑populistische partijen zijn economisch en cultureel naar rechts verschoven, de publieke omroep is geprofileerd, en een groot deel van de bevolking voelt zich bevestigd door discoursen van slachtofferschap en verontwaardiging. Hij wijst op structurele cijfers — VVD plus rechts‑populistische partijen halen van oudsher tussen de 55 en 65 zetels — en concludeert dat een invloedrijke minderheid ruim aandacht en politieke ruimte heeft gekregen. Dat heeft geleid tot een instrumentalisering van instituties: rechterlijke macht, onderwijs, wetenschap en media worden gezien als vijanden of “grootmacht” die moeten worden bestreden.

Als casus van de moderne informatieoorlog noemt hij een fake‑news‑bericht op Facebook (augustus 2025) dat snel duizenden interacties haalt en op andere kanalen wordt overgenomen. Zulke virale onwaarheden versterken wederkerig wantrouwen, ondermijnen publieke gezondheidswinsten (herverschijnende mazelen) en normaliseren geweldsretoriek. De auteur ziet social media als katalysator: mensen reageren niet op bewijs maar op hun gevoel, en zo ontstaat een zelfversterkende echo‑wereld die desinformatie en complottheorieën vruchtbaar houdt.

Politiek‑morele conclusie: wie liberaal is en waarde hecht aan open samenleving, moet zich nu defensief opstellen — in praktijk conservatiever opereren — om verworvenheden te bewaren. El‑Dardiry pleit voor een herovering van het begrip natie in civiel‑Rousseauiaanse zin (burgerschap op grond van gedeelde publieke waarden, niet afkomst), voor het actief verdedigen van instituties en voor het politiek en emotioneel aanspreken van burgers. Hij roept liberalen op de “zachte krachten” (mededogen, voortschrijdend inzicht) te cultiveren, maar erkent dat dat geen vanzelfsprekendheid is: tegenkrachten vragen onconventionele, soms kille inzet.

Kort: het essay verbindt persoonlijke ervaring met brede politieke observaties en waarschuwt dat rechts‑populisme — gevoed door onzekerheid, media en desinformatie — een anti‑Nederlandse dynamiek vormt die vrije pers, pluraliteit en democratie in gevaar brengt. De remedie ligt volgens El‑Dardiry in het actief beschermen van instituties, het claimen van een inclusief burgerschap en het emotioneel mobiliseren van democratische meerheden.