Algerije is nu één grote gevangenis, zegt schrijver Kamel Daoud, die zijn land ontvluchtte

zondag, 12 oktober 2025 (18:27) - De Volkskrant

In dit artikel:

Schrijver en columnist Kamel Daoud leeft sinds augustus 2023 in ballingschap in Frankrijk nadat hij door toenemende druk van het Algerijnse regime en bedreigingen geen andere optie meer zag. In Parijs werkt hij bij uitgever Gallimard aan nieuwe teksten en voltooid hijte recent bekroonde roman Houris, waarvoor hij vorig jaar de Prix Goncourt ontving. De prijs vergrootte zijn zichtbaarheid, maar leidde er ook toe dat Algerijnse autoriteiten zijn boeken uit de winkels haalden en civiele rechtszaken tegen hem begonnen — onder meer een klacht van Saada Arbane, die stelt dat Daoud haar oorlogsverhaal heeft gebruikt.

Houris behandelt een onderwerp dat in Algerije langdurig verzwegen blijft: de burgeroorlog van 1992–2002, waarin naar schatting minimaal 150.000 mensen omkwamen. In tegenstelling tot de onafhankelijkheidsstrijd tegen Frankrijk is deze interne oorlog taboe: er bestaan weinig herdenkingen, liederen of publieke rouw. Daoud doorbreekt die stilte met een indringende vertelling rondom Aube, een vrouw die als kind zwaar verminkt werd door strijders en die, zwak van stem maar sterk in herinnering, haar ongeboren dochter toespreekt en zoekt naar de plek waar het drama zich voltrok. Het boek onderzoekt schuld, slachtofferschap en de vraag of je een kind ter wereld moet brengen in een samenleving die vrouwen structureel schaadt.

Daoud legt uit waarom hij uiteindelijk vertrok: Algerije is volgens hem de voorbije jaren verworden tot “één grote gevangenis”, met een regering die paranoïde opereert en een opkomend radicaal-islamitisch kamp. Kunstenaars, zangers en intellectuelen kunnen snel worden aangeklaagd op grond van wetten tegen het “schaden van staatsveiligheid” of “aantasting van de moraal”. Hij beschrijft een klimaat van permanente surveillance — tot en met uitnodigingen van de geheime dienst voor een schijnbaar onschuldige kop koffie — waarna vertrek de enige veilige optie bleek. Hij en zijn gezin namen midden in de nacht het vliegtuig; details over zijn verblijfplaats in Frankrijk bewaart hij.

Naast de politieke druk kreeg Daoud eerder al felle reacties op zijn columns en romans: doodsbedreigingen na publicaties, vernieling van zijn vaders graf en aanvallen vanuit zowel extreemrechts als islamistisch-nationalistische hoek. Het succes van Houris maakte de controverse groter; het boek verkocht al ruim vóór de prijs tienduizenden exemplaren. De aanklacht van Arbane raakt een bredere kwestie: Daoud benadrukt dat zijn werk een roman is, geen biografie, opgebouwd uit vele getuigenissen en journalistieke bronnen. Hij plaatst persoonlijke verhalen in een collectieve geschiedenis en ziet zijn literatuur als een manier om te getuigen en voorbij collectieve ontkenning te reiken.

Taal en vrijheid spelen een belangrijke rol in zijn positie: Daoud verzet zich tegen het idee dat schrijven in het Frans in Algerije als verraad wordt gezien. In zijn pamflet Il faut parfois trahir verdedigt hij het recht om in het Frans te blijven schrijven als een onmisbare vorm van artistieke vrijheid. Persoonlijk noemt hij Frankrijk een “tweede leven”: rust en ruimte om te schrijven — vaak op vaste uren in bistro’s of academische instellingen — maar ook de mogelijkheid tot openbare erkenning die hem in Algerije ontzegd werd.

Onder de dramatische lijnen van zijn werk en bestaan klinkt bij Daoud uiteindelijk ook hoop: Houris eindigt met een scène van verzoening en de metaforische oproep tot nieuw leven. Hij wil de stilte rond de burgeroorlog doorbreken, getuigen zichtbaar maken en voorkomen dat deze geschiedenis definitief wordt uitgewist of ontkend.