Al die demonstraties zijn een teken van een florerende democratie, volgens deze protesthoogleraar
In dit artikel:
Protesteren is in Nederland na jaren van relatieve rust weer duidelijk in opmars. Waar in 2015 jaarlijks zo’n 2.000 demonstraties plaatsvonden, waren dat er in 2023 ruim 6.000. Acties bestrijken allerlei thema’s — klimaat, nationale veiligheid, anti-fascisme en tegen geweld — en vinden vooral steeds vaker plaats door jongeren: het CBS meldt dat zij relatief vaker meedoen dan 25-plussers, wat erop wijst dat het aantal deelnemers de komende jaren verder kan groeien.
VU-hoogleraar Jacquelien van Stekelenburg verklaart die opleving vooral door twee mechanismen: zichtbaarheid werkt aanstekelijk (als protesten groot in het nieuws komen, moedigt dat anderen aan om ook op straat te komen) en ervaring verlaagt de drempel (wie eenmaal heeft meegedaan gaat makkelijker nogmaals). Bovendien gebruiken zowel mensen die weinig vertrouwen in de politiek hebben als zij die juist strategisch willen lobbyen het protest als aanvullend middel naast stemmen.
Protesten kunnen effect hebben, ook als ze niet massaal zijn, mits ze consequent en herkenbaar zijn — voorbeelden zijn de Rode Lijn-acties en het lange, terugkerende verzet van Kick Out Zwarte Piet dat uiteindelijk de publieke discussie beïnvloedde. Tegelijk geldt dat incidenten en geweld weliswaar veel media-aandacht trekken, maar vaak de kernboodschap overschaduwen; juist vreedzame acties blijken effectiever. In de praktijk zijn incidenten zeldzaam: ongeveer 97 procent van de demonstraties verloopt zonder geweld.
De toegenomen protestactiviteit heeft ook consequenties voor handhaving: politie en andere instanties merken stijgende spanningen op. Al met al duidt de heropleving van straatprotest op een dynamische, actieve samenleving waarin burgers zich opnieuw publiekelijk buigen over politieke en maatschappelijke kwesties.