Ajax en Henk Spaan zijn dood
In dit artikel:
Arthur van Amerongen beschrijft een jarenlange, bitsige verstandhouding met columnist en satiricus Henk Spaan die begon na een klein triumfje in de kleedkamer van Pauw & Witteman: Van Amerongen reciteerde uit het hoofd alle voetballers die zowel voor Ajax als voor Feyenoord speelden — volgens hem 28 — en blies daarmee Spaan en Johan Derksen van hun voetstuk. Toen Van Amerongen later in dezelfde talkshow zijn boek Brussel: Eurabia presenteerde, keerde dat zich tegen hem; Spaan en Derksen bestempelden hem op schurende wijze en in de media volgden verwijten van islamofobie en xenofobie. Een columnist noemde zijn boek “islam-bashen” en er ontstond ophef over het geven van een podium aan Van Amerongen.
De ruzie escaleerde via sociale media en anekdotes: Van Amerongen trolt Spaan met een tweet waarin hij hem vergelijkt met een excentriek verkeerstoezichthouder op een rotonde in Olhão, Portugal; volgens de schrijver liet dat Spaan zo van zijn stuk raken dat hij zich terugtrok in het Rosa Spier Huis. Van Amerongen schetst Spaan als iemand die in kranten over Ajax schrijft, zonder veel gezag, en verwijst naar eerdere uitspraken van Spaan over Amsterdam-West die tot verontwaardiging leidden.
Het stuk is tegelijk een lange, nostalgische en bittere liefdesverklaring aan het Nederlandse clubvoetbal, vooral Ajax en Feyenoord. Van Amerongen vertelt uitvoerig over zijn eigen supportersverleden: opgroeien als Feyenoord-fan, later wonen in Amsterdam en overstag gaan voor Ajax, de sfeer in De Meer, het legendarische café Meerzicht, de liedjes van Jan Rot en het vak O, en de helden van weleer zoals Piet Schrijvers en Dick Schoenaker. Hij hoopt en treurt tegelijk: na recente nederlagen (Ajax–Benfica dinsdag, Feyenoord–Celtic donderdag) voelt hij beide clubs afgezakt tot Europese middenmoters; zijn hart bloedt als iemand die “van alle walletjes vreet” omdat hij beide clubs liefheeft.
Van Amerongen plaatst ook kritische geluiden over Ajax in historisch perspectief: dominee en oud-Ajax-bestuurslid Klaas Vos waarschuwde al eerder dat Ajax een cultuur van messianisme en arrogantie had (de term ‘Godenzonen’), en dat geld en commercie het voetbal verziekten. Die analyse gebruikt Van Amerongen om bestuurlijke en morele vraagtekens te zetten bij de clubcultuur, naast zijn persoonlijke anekdotische kritiek op de Arena-elite en de veranderingen rond De Meer.
Tussendoor verweeft hij liedteksten en poëzie ( Gerard Cox’s “Ajax is dood”, Jules Deelder) en verwijzingen naar mediafiguren en politieke ironie (een voorwoord van Mark Rutte voor een boek van Van Amerongen en Rob Hoogland). Het stuk eindigt in een mengeling van spot en melancholie: hij plaagt Spaan, rouwt om het verval van zijn clubs en vindt troost in het besef dat alles voorbijgaat, maar blijft toch vrolijk omdat bepaalde herinneringen en platen hem opvrolijken.