Activistische hoogleraren geven staatsomroep een Judaskus

woensdag, 10 december 2025 (19:15) - Nijmans Nieuwsbriefje

In dit artikel:

Nikki Sterkenburg, een ambtenaar van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) die daarnaast een gefinancierd bijzonder hoogleraarschap bekleedt, stond samen met tien collega‑hoogleraren in een opiniestuk achter de publieke omroep toen BBB op 25 november een debatverzoek over de NPO indiende maar geen meerderheid kreeg. De schrijver van het besproken commentaar reageert fel: het opiniestuk zou kritiek op de staatsomroep wegzetten als populisme en daarmee juist bijdragen aan de delegitimatie van die kritiek — een vorm van wat hij “gaslighting” noemt.

Centraal in de kritiek staat de dubbele rol van Sterkenburg: fulltime NCTV‑medewerker en tegelijk houdster van een extern gefinancierde leerstoel. Volgens de auteur wekt de plaatsing van haar naam zonder de aanduiding “bijzonder” onder het stuk onterechte indruk van volledige onafhankelijkheid. Meer in het algemeen werpt het opiniestuk, geschreven door deskundigen op het snijvlak van media, communicatie en politiek, volgens de columnist vragen op over belangenverstrengeling en netwerkbanden binnen Hilversum‑kringen. De groep roept anderen op om de NPO niet te politiseren, terwijl veel van hen zelf nauwe banden met media, organisaties en subsidieverstrekkers hebben.

De tekst ontleedt verder waarom veel mensen wél kritisch staan tegenover de NPO: vermeende linkse voorkeuren in berichtgeving en commentaar over thema’s als Israël, klimaat, migratie en cultuur, voorbeelden van oud‑redacteuren en presentatoren met duidelijke politieke voorkeuren, en de aanwezigheid van voormalige politieke adviseurs in leidinggevende omroepposities. Die voorbeelden worden door de auteur gebruikt om te illustreren dat journalistiek in Nederland volgens hem vaak binnen een vrij smalle, links‑progressieve bandbreedte opereert. Ook wordt gewezen op gevallen waarin publieke omroepen politici actief betrekken of oud‑politici structureel inzetten, wat volgens critici de scheidslijn tussen overheid, politiek en omroep vervaagt.

Financiering is een belangrijk argument: de NPO ontvangt circa een miljard euro per jaar uit publieke middelen. Omdat de politiek en daarmee de belastingbetaler bij die financiering betrokken is, moet volgens de columnist ruimte bestaan voor open debat en kritiek op structuur, cultuur en inhoud van de publieke omroep. In tegenstelling tot commerciële kranten kun je je niet eenvoudig “ontabonneren” van de NPO, wat volgens hem de roep om controle en transparantie versterkt. Daarnaast hekelt hij volgens hem het gebrek aan effectieve interne tegenkrachten of corrigerende mechanismen binnen de publieke omroep.

De schrijver bekritiseert de hoogleraren vanwege stilzwijgen over die legitime vragen en beschouwt hun pleidooi als een reflex om kritiek te smoren in termen van democratische ondermijning. Hij pleit voor een kleinere, zuinigere en meer transparante publieke omroep met ruimte voor meer zelfkritiek en politieke discussie over de grenzen van publieke berichtgeving. Als waarschuwing noemt hij ook recente signalen uit het halfjaarlijkse dreigingsbeeld (9 december) waarin maatschappelijke polarisatie en bedreigingen worden besproken — de impliciete suggestie dat kritiek op de NPO soms in securitaire kaders kan worden geplaatst — en een actie van Extinction Rebellion bij het NOS‑gebouw.

Kort samengevat: het opiniestuk van Sterkenburg en tien collega‑hoogleraren omarmt de NPO als onafhankelijk bastion en verwerpt politieke kritiek, maar volgens de columnist illustreert hun eigen positionering juist het probleem van belangen, netwerkvorming en beperkte zelfreflectie binnen het publieke bestel. De conclusie van de auteur is dat meer open debat, transparantie over nevenfuncties en mogelijke sanering van het bestel nodig zijn om het vertrouwen in de publieke omroep te herstellen.