Activistisch referendum Hamburg voorbode voor Amsterdam
In dit artikel:
Op 12 oktober 2025 vonden in Hamburg twee volksraadplegingen plaats die door burgerinitiatieven waren afgedwongen. Beide voorstellen vroegen niet alleen een gewone meerderheid, maar eisten ook een ‘ja’-quorum van ten minste 20 procent van de circa 1,3 miljoen kiesgerechtigden (ongeveer 262.609 stemmen). Het ene initiatief betrof een proef met een basisinkomen: ongeveer 2.000 inwoners zouden maandelijks 1.350 euro netto krijgen. Met een opkomst van 43,7 procent werd dat plan verworpen.
Het tweede initiatief, gesteund door onder meer Fridays for Future, NABU, vakbond Verdi en voetbalclub FC St. Pauli, riep op tot verscherping van de Hamburgse klimaatwet. De stad moet volgens het voorstel klimaatneutraliteit in 2040 nastreven (in plaats van 2045) en strengere CO₂-reductiedoelen per sector invoeren. Ook staat er een verbod op nieuwe gas- en olieketels in het plan, het uitfaseren van het gasnetwerk en mogelijke maatregelen zoals een algemene 30 km/uur-limiet en volledige elektrificatie van mobiliteit (inclusief een mogelijke ban op verbrandingsmotoren). Van de 573.278 uitgebrachte stemmen waren er 303.936 voor het voorstel (53,2 procent van de geldige stemmen), waarmee het quorum en de meerderheid werden gehaald; in vier van de zeven districten won het ‘ja’-kamp.
De tekst signaleert zorgen over de praktische en economische gevolgen: grootschalige graafwerkzaamheden om het elektriciteitsnet te versterken, hoge investerings- en onderhoudskosten die bij burgers en bedrijven kunnen neerleggen, het risico dat industrie uit de havenstad vertrekt, baanverlies en kapitaalvlucht. Als vergelijk trekt de auteur voorbeelden uit Amsterdam aan, waar activistische lokale politiek (met GroenLinks-figuur Zita Pels als voorbeeld) soortgelijke controversiële keuzes en financieringsvragen oproept. De kernvraag die de stukken stelt: in hoeverre mogen verreikende beslissingen over een stad worden genomen via een volksraadpleging, zeker wanneer economische lasten en uitvoerbaarheid op de lange termijn onzeker zijn.