'Achter de donkere wouden': De pijn galmt van de pagina's, in deze tsunami van smart en wanhoop om een vermoorde zoon
In dit artikel:
Aleksandr Skorobogatov, in Wit-Rusland geboren en sinds 1992 in België woonachtig, verwerkt in zijn nieuwe autofictionele boek Achter de donkere wouden de moord op zijn 15‑jarige zoon Vladimir. Het drama vond plaats in de ochtend van 13 augustus 2002 bij een datsja net buiten Moskou: drie mannen, aangestuurd door een priester en op zoek naar vermeende ‘satanisten’, sloegen en martelden de jongen de hele nacht. Zijn lichaam werd naakt en zwaar toegetakeld in een greppel aangetroffen; een boer bracht hem nog ademend met een tractor naar een ziekenhuis, tevergeefs. Skorobogatov ziet de moord als onderdeel van een cultuur van systemisch geweld die hij koppelt aan de ideologie van Vladimir Poetin.
De schrijver, die in eerdere romans telkens stilistisch andere wegen insloeg — van jeugdliefde tot slapstick en absurditeit — schrijft hier met een dwingend, gejaagd ritme. Het boek leest als een onophoudelijke stroom van schuld, boete en zelfverwijt, waarin de vader in herhalende bezweringen, retorische vragen en smeekbeden rechtstreeks tot zijn zoon spreekt. De persoonlijke ravage wordt scherp weergegeven: hij had zijn zoon sinds diens vijfde niet meer gezien, kreeg het nieuws in een kille e‑mail van de stiefvader en moest vechten tegen ambtelijke onbuigzaamheid om een visum voor de begrafenis te bemachtigen. De beschrijving van het gezicht van Vladimir in de open kist en de medische conclusie van de onderzoeksrechter voegen een huiveringwekkende concreetheid toe.
Achter de donkere wouden combineert intieme rouw met politieke woede; het tweede deel laat soms een glimp van licht zien, maar de verontwaardiging over het politieke klimaat en de rol van geweld in de samenleving keert steeds terug. Het is een rauw, radicaal rouwdocument dat probeert een gebroken vader‑zoonrelatie postuum te herstellen — zonder te kunnen garanderen dat het de schrijver innerlijke rust zal brengen.