Abrahamakkoorden: jarig, maar geen reden tot feest
In dit artikel:
Deze week is het vijf jaar geleden dat de Abrahamakkoorden voor het eerst werden getekend: op 15 september 2020 normaliseerden de Verenigde Arabische Emiraten en Bahrein de betrekkingen met Israël tijdens een ceremonie in het Witte Huis onder president Donald Trump. Kort daarna sloten ook Sudan en Marokko vergelijkbare overeenkomsten. Wat toen werd gezien als een regionaal keerpunt, staat nu onder zware druk.
De Israëlische aanval van 7 oktober 2023 en de daaropvolgende oorlog in Gaza hebben normalisatieprocessen vertraagd of stilgelegd. Met name de geplande doorbraak met Saoedi-Arabië spoelde weg na het geweld van Hamas en de escalatie daarna. Israël kreeg sindsdien felle internationale kritiek, ook van enkele landen die eerder normaliseerden, en er zijn herhaaldelijk dreigementen geuit om afspraken te heroverwegen — al heeft nog geen partner het verdrag formeel opgezegd.
Recent nog kwamen islamitische landen bijeen in Qatar na een Israëlische aanval op Hamasleiders daar; die top leverde strenge veroordelingen van Israël op en onderstreepte dat geen Arabische staat momenteel bereid is nieuwe akkoorden te sluiten. Tegelijk blijven landen als de VAE en Bahrein hun bestaande verdragen waarschijnlijk behouden, vooral vanwege hun strategische banden met de Verenigde Staten en hun eigen belangen ten aanzien van regionale veiligheid.
Voorwaarden voor toekomstige normalisatie zijn veranderd: Riyad en met name kroonprins Mohammed bin Salman koppelen een eventueel verdrag aan concrete, onomkeerbare stappen richting een levensvatbare Palestijnse staat — een eis die haaks staat op het beleid van premier Netanyahu. Kortom: de Abrahamakkoorden bestaan nog, maar hun momentum is grotendeels bevroren; een doorbraak lijkt afhankelijk van een politieke verschuiving rond de Palestijnse kwestie en het verloop van het conflict in Gaza.