800 bedden te kort in vrouwenopvang: 'Vragen of ze ook morgen kunnen vluchten'
In dit artikel:
Nederland heeft ongeveer acht honderd te weinig plekken in de vrouwenopvang, waardoor slachtoffers van huiselijk geweld niet altijd meteen uit een onveilige situatie gehaald kunnen worden. Dat blijkt uit een monitor van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en branchevereniging Valente: er zijn nu 1.024 opvangplaatsen, terwijl het verdrag van Istanbul minimaal één plek per tienduizend inwoners voorschrijft—ongeveer 1.800 plekken voor Nederland. De Dolle Mina’s organiseren daarom vrijdag acties in meerdere steden om aandacht te vragen voor het tekort.
Valente meldt dat opvanglocaties structureel overvol zijn; in 40 procent van de gemeenten bestaan wachtlijsten. Hulpverleners van onder meer Veilig Thuis bellen vaak uren om een plek te vinden, maar slagen daar lang niet altijd in. Onderzoekers en hulpverleners wijzen erop dat uitstel grote gevolgen heeft: hoe langer geweld voortduurt, hoe ernstiger de patronen en hoe dieper de impact op slachtoffers. Vroege uithuisplaatsing is belangrijk om het geweldspatroon te doorbreken, maar wordt bemoeilijkt door het gebrek aan plekken.
Als er geen plaats in een opvang is, wijken vrouwen regelmatig uit naar hotelkamers of vakantiewoningen. Dat biedt wel een tijdelijk onderdak maar geen structurele hulp: in een opvang werken teams van professionals die ondersteuning bij traumaverwerking en heropbouw van het leven bieden. In alternatieve opvang is die begeleiding vaak beperkt, waardoor vrouwen moeilijk tot rust komen en soms terugkeren naar de onveilige thuissituatie—uit heimwee, praktische overwegingen of omdat de tijdelijke oplossing onvoldoende steun geeft.
Het demissionaire kabinet kondigde op Prinsjesdag aan vanaf 2026 jaarlijks 12 miljoen euro beschikbaar te stellen voor meer opvangplaatsen. Experts schatten dat dit genoeg is voor ongeveer 150 extra plekken, een begin maar lang niet voldoende om het Istanbul-doel te halen. De besteding van het geld wordt door gemeenten in overleg met hulporganisaties bepaald, waardoor onduidelijk blijft wanneer en of het tekort echt wordt ingelopen.
Naast meer plekken wijzen deskundigen op het belang van preventie en alternatieve interventies. Als er efficiënter wordt ingezet op bijvoorbeeld huisverboden of vroegtijdige ingrepen buiten de opvang, kan de druk op de huiskamers verminderen. Voorlopig blijft de balans echter zorgelijk: structureel meer opvangcapaciteit en betere, vroege interventies zijn nodig om te garanderen dat vrouwen in acute situaties snel en adequaat geholpen worden.