21 vragen aan... Irene Solà: 'Schrijven is ook onderzoeken en vragen stellen'
In dit artikel:
Irene Solà, Catalaanse schrijfster, dichteres en beeldend kunstenares, ontvangt op 8 november 2025 samen met haar vertaler Adri Boon de Europese Literatuurprijs voor haar roman Ik gaf je ogen en je keek in de duisternis (uitgeverij Cossee, 2024). Voor deze prijs worden zowel auteur als vertaler geëerd; dit jaar stond Niña Weijers aan het hoofd van de jury. De roman kreeg eerder al de Premi Lletra d'Or, de prijs voor het beste boek in het Catalaans. Solà is eerder bekend geworden met titels als Ik zing en de berg danst (twee jaar in de Catalaanse bestsellerlijst, bekroond met Premio Anagrama en de Literatuurprijs van de EU), Els dics en de dichtbundel Bèstia.
In een interview licht Solà haar werkwijze en beweegredenen toe. Schrijven ziet zij als één doorlopend onderzoeksproces: eerst zoekt ze uit welke vragen en thema’s haar lang genoeg bezighouden, daarna volgt een intensieve verkenningsfase en uiteindelijk het schrijven zelf, waarin onderzoeken en creëren volgens haar samenvallen. Voor Ik gaf je ogen en je keek in de duisternis deed ze uitgebreid veld- en archiefonderzoek, sprak ze met folkloristen en experts, las ze fictie en non-fictie, bezocht ze musea en plekken, en keek ze ook informatieve video’s — de omvang van het onderzoek stemt ze af op de noden van elk project.
Over de samenwerking met vertaler Adri Boon vertelt Solà dat die ontstaan is tijdens een residentie voor vertalers in Olot, georganiseerd door het Institut Ramon Llull, en voortgezet werd via e-mail. Ze ziet vertalen als een genereuze, creatieve heropvoering van een tekst: de vertaler herschrijft het werk in een nieuwe taal, waardoor het opnieuw “beentjes en een staart” krijgt en vrijuit nieuwe lezers kan bereiken.
Solà noemt een breed palet aan literaire en beeldende voorbeelden als invloed, van Mercè Rodoreda en Toni Morrison tot Ali Smith en filmmakers als Lucrecia Martel. Ze schrijft niet met de bedoeling een specifieke impact op lezers af te dwingen; haar werk wil eerder uitnodigen tot nadenken en tot wat zij noemt gaudi — een mengeling van vreugde, genot en speels plezier die tot reflectie aanzet. Over haar oeuvre zegt ze dat ze met al haar boeken een diepe band heeft en niets zou willen veranderen aan wat ze eerder schreef.
Andere persoonlijke voorkeuren en anekdotes uit het interview: Solà noemt favoriete dichters (onder wie Leopoldo María Panero en Enric Casasses), geeft Faulkner’s As I Lay Dying als beste “sterfscène” en Virginia Woolf’s Orlando als beste “seksscène” — beide gekozen als complete romans. Op haar nachtkastje liggen momenteel The Turn of the Screw, Agua y jabón en Slaughterhouse-Five. Ze raadt The Catcher in the Rye aan voor achttienjarigen, voelt dat ze van boeken voortdurend leert op diepgaande manieren, en schaamt zich er niet voor dat ze de Bijbel nog niet heeft gelezen. Taal, vorm en kunstvormen beoordeelt ze niet in termen van tegenstellingen: spaans of catalaans, poëzie of proza, beeldende kunst of literatuur — voor haar geldt telkens beide.